VOOR EEUWIG VERZEGELD
Openbaring 7:1-17; 14:1-5
Indeling
1. De 144000 verzegeld (Openb.7:1-8)
2. De verlosten van alle tijden (Openb.7:9-12)
3. De blijdschap en het karakter van de 144000 ((Openb.7:13 -17; 14:1-5)
Het hoofdstuk in het kort
Johannes neemt ons nu in de tijd mee naar het moment dat de bestemming van
iedereen door Jezus wordt vastgesteld. De woorden uit Openb.22:11worden dan
geuit:"Wie onrecht doet, hij doet nog meer onrecht; ..wie rechtvaardig is hij
bewijze nog meer rechtvaardigheid." Dan begint een tijd van grote benauwdheid.
Want de engelen van God houden de boosheid van de goddelozen niet meer in toom.
Dit beeld kunt u lezen in de eerste verzen van hoofdstuk 7.
Degenen die voor de Here Jezus Christus hebben gekozen zullen echter niet in gevaar komen. Gelijktijdig met de aankondiging van Openb.22:11 aan het einde van het oordeel, treedt het speciale werk van een engel van God in werking die God's volk verzegeld met een ZEGEL DIE GETUIGT VAN GODS BIJVAL, BESCHERMING EN VOORZIENING. In de korte tijd die ligt tussen het beëindigen van de genadetijd en de zichtbare wederkomst van Jezus worden de 7 laatste plagen over de wereld uitgestort. Dit zullen wij in Openb.16 bestuderen. Deze plagen zullen hen die verzegeld zijn niet raken.
Een interessant symbool wordt gebruikt om de verzegelden te beschrijven. Zij
zijn leden van het koninkrijk van God die wachten op hun overbrenging naar de
hemel. En zij worden aangewezen door een passend symbool. Dat is het getal 12-
het getal van het koninkrijk van God. Om deze grote schare aan te duiden wordt
zij omschreven met het getal 12 dat met zichzelf en 1000 wordt vermenigvuldigd.
Eindelijk is het getal van de verlosten volledig. Deze aanduiding heeft niet de
bedoeling hen te tellen, maar om hen te omschrijven. De eerste bedoeling van de
getallen in de Openb. is eerder een SYMBOLISCHE dan een KWANTITATIEVE.
Symbolische zetting
Wanneer wij de gehele symbolische zetting in ogenschouw nemen dan kunnen wij er
zeker van zijn dat het hier niet gaat om de telling van God's volk. Er staat ,
bijvoorbeeld, dat al deze verlosten Joden zijn! Geestelijke Joden dan wel te
verstaan en geen letterlijke Joden- mensen die het geloof hebben als van een
Abraham, de geestelijke vader van alle gelovigen, Jood zowel als heiden.
Na het noemen van het volk van Gods koninkrijk schildert Johannes twee
verschillende beelden. Eerst geeft hij diegenen weer van alle tijden en
culturen. Deze ontelbare schare staat voor God en zingt een koorzang waarbij de
engelen en de 24 ouderlingen instemmen.4.
Dan wordt Johannes aandacht weer getrokken naar de groep die door de grootste
diepten van wereldellende zijn gegaan. Tezamen met de informatie van Openb.14
leren wij, dat deze mensen, vanwege hun kwaliteit , worden aangewezen als de
144.000.
Zij hebben:
Gods zegel van bescherming, gunst en voorzienigheid; het voorrecht de
eerstelingen te vormen van de verlosten; zij zijn in Christus onberispelijk
bevonden; zij zijn door de laatste grote verdrukking gegaan;
zij zingen een exclusief, nieuw gezang; zij kennen de vreugde van het volgen van
het Lam waar Hij ook heen gaat.
Commentaar
Dit hoofdstuk van verzegeling doet denken aan Ezechiël 9. De profeet ziet daar
een groep mannen het koperen brandofferaltaar in de voorhof van het Heiligdom
naderen. Een van hen, gekleed in wit linnen, had een inktpot bij zich en hij
kreeg het bevel door Jeruzalem te gaan en de Hebreeuwse letter "tau"- die in de
dagen van Ezechiel als een "t" of "x" geschreven werd op het voorhoofd van een
ieder te plaatsen die bedroefd was over de afval in Israel. Aan de anderen, die
zich bij deze in linnen geklede figuur bevonden, werd gezegd door de stad te
gaan en iedereen neer te houwen die niet het beschermende teken had ontvangen.
Volgorde van gebeurtenissen in de laatste dagen
1.Sluiten van de genadetijd/ oordeel (Openb.22:11)
2.Verzegeling (Openb. 7:1,2)
3.Tijd van (Jacobs) benauwdheid. (Matth 24:21,22; Dan. 12:1 Openb.16:1-21)
4.Wederkomst, opstanding-, en hemel opname (I Thes.4:15-17)
5.Lofzang in de hemel (Openb.7:9-12)
Vragen om op te reageren
1. Openb. 7 tekent de verlosten in 2 groepen: degenen van alle tijden en zij
die door de grote verdrukking zijn gegaan. Denkt u dat u nu een heel andere
christen zou zijn wanneer u een echte christenvervolging zou hebben meegemaakt?
Zo ja, wat voor verschil zou het hebben gemaakt? Indien niet, waarom niet? 2. Zou u er gelukkig mee zijn Gods zegel nu al te ontvangen of zou u het prettig
vinden het later te verkrijgen, zodat u nu nog eerst wat kunt "leven." Leg eens
uit wat u voelt?
3. Zijn er alleen maar prettige kanten aan een toekomstig bestaan zonder tranen?
Kunt u er ook wat schaduwkanten aan zien?