0
De brief aan de gemeente te Pergamus
De"hoererende" gemeente
Pergamus was toentertijd de politieke hoofdstad van de provincie, alwaar de
keizerlijke aanbidding tot grote hoogte werd opgevoerd. Zo zelfs, dat voor het
standbeeld van de keizer reukoffers werden gebracht, alsof men aan God ging
reukofferen!
De Christenen, die dit weigerden te doen, werden dan in staat van beschuldiging
gesteld, omdat zij geacht werden de keizer niet goed gezind te zijn en niet
zelden werden zij dan terechtgesteld.
Ook bevond zich te Pergamus het grote altaar van de (af)god Jupiter. Hierdoor
werd Pergamus als vanzelf het centrum van alle mogelijke heidense
boosheden.
Satan, de god van deze wereld en de vorst van de machten der lucht, is
de bron van alle corruptie, van alle bederf; het doet niets ter zake in welke
vorm en/of gedaante deze wordt gevonden. Wat satan doet, wordt ons zo duidelik
geschilderdin:
2Kor.4:4,
"In welke (dit zijn degenen die verloren gaan) de
God dezer eeuw de zinnen verblind heeft, namelijk der ongelovigen, opdat hen
niet bestrale de verlichting van het Evangelie der heerlijkheid van Christus,
Die het Beeld Gods is."
Laten wij in dit
verband ook Joh.14:30 en 16:11 onderzoeken.
Joh.14:30, "Ik zal niet veel meer met u
spreken, want de overste dezer wereld komt en heeft aan MIJ niets."
Joh.16:11,
"De Geest
van God zal de wereld overtuigen van oordeel, omdat de overste dezer wereld
geoordeeld is."
Toch kon de Here Jezus Christus nog als volgt spreken:
Vers 13b,
"Gij houdt Mijn Naam en hebt Mijn geloof niet verloochend, ook in die dagen,
in welke Antipas Mijn trouwe getuige was, welke gedood is bij u lieden waar de
satan woont ."
Ondanks zij hun ziel moesten kwellen vanwege het vele goddeloze, dat in hun
midden gevonden werd, zo waren zij noch van het geloof, noch van Christus
afgevallen, zij hielden beide: èn de Naam des Heren èn het geloof nog steeds
vast. In die dagen van grote goddeloosheid was Antipas "de getrouwe getuige".
Hij zal in het licht van al het vorengaande wel hebben behoord tot degenen, die
geweigerd hebben de keizer te aanbidden.
Voor deze weigering werd hij
toen ter dood gebracht; maar zijn heldhaftig martelaarschap gaf de Gemeente een
goede naam.
Daar waren echter in de Gemeente in Pergamus twee verschrikkelijke kwade dingen:
1. de Leer van Bileam
en 2. de Leer der Nicolaieten.
Het begin van de Rooms-Katholieke
leerstellingen
In beide gevallen zijn de bedrijvers veroordeeld.
Daar is in Gods ogen absoluut
geen verschil. Zonde is bij God zonde! Zowel het
Babylonisme als het
Nicolaietisme vormden het begin van de
Rooms-Katholieke leerstellingen: een
waar mengsel van Kerk en wereld, met al wat
daaraan noodwendig vastzit. De weg lijkt recht, maar het einde ervan is de dood.
Wat in Efeze als "daden" gekend werd, was
in Pergamus uitgegroeid tot leerstelling.... De satan, die in Smyrna "vervolger"
was, werd in Pergamus aangetroffen als "verleider". Vermenging van kerk en
wereld is satanisch, in welke vorm of gedaante ook. Zo vroeger, zó nu!
Organisatie brengen in het organisme van de
Gemeente, als het Levende Lichaam van Christus, is evenzo
satanisch. Het is hetzelfde gif in een
meer aannemelijke vorm. Genade werd
gebruikt, beter gezegd "misbruikt", en dit is heden ten dage evenzo, als een
"dekmantel" van boosheid en van zonde. Wij zien zoals gezegd in deze laatste
dagen een herhaling van dezelfde zonde: velen dragen de Naam van Christus, nemen
deel aan Christelijke voorrechten, maar leven tegelijkertijd in de zonde en
dienen de wereld.
De Kerkgeschiedenis verhaalt, dat in de 4e eeuw n.Chr. een dergelijke
profetische voorstelling van zaken werd gekend in de Gemeente. De vervolgingen
hadden een einde genomen. Toch was het doel niet bereikt.
In plaats van terug te keren tot de eerste werken en de
oude beproefde paden te betreden, dwaalde de Gemeente nog verder af van de Bron
van alle Waarheid, waardoor zij haar aparte, uitzonderlijke plaats van
afzondering en gescheiden zijn van de wereld niet kon bewaren. Satan veranderde
nu van tactiek.. en let nu op, wat voor kwaad er werd gebrouwen.
Eerst werd de Gemeente door de wereld in een voortgezette vijandschap ver van
zich gestoten en werd de eerste op allerlei mogelijke manieren en met alle
beschikbare middelen vervolgd.... Thans kwam het naar martelaarsbloed dorstende
zwaard der vervolging in de schede tot rust en trachtte de duivel langs andere
wegen en op een andere manier, de Gemeente ten val te brengen.
Wat ontzettende gruwelen niet konden bewerkstelligen, werd gepoogd te bereiken
langs de weg van strelen en vleien. De leeuw hield op met briesen en brullen en
het zachte sissen van de "Oude slang" kwam er voor in de plaats. Wat bloedige
vervolgingen met orkaankracht niet teweeg konden brengen, werd nu bewerkstelligd
door de altijd verblindende glans van "uitwendige" rust en vrede.
De geschiedenis geeft ons door, dat de toenmalige Romeinse keizer Constantijn,
in 311 n.Chr. overging tot het Christendom, echter onder de voorwaarde, dat hij
pas gedoopt zou worden aan het eind van zijn leven,.... Hierdoor meende hij
alsdan te zullen worden reingewassen van al de zonden begaan gedurende zijn
ganse leven.
0, wat was de Gemeente gevleid met deze toetreding (?), en met welke eerbewijzen
werd de Gemeente begiftigd! Het door de duivel beoogde doel was spoedig daar: de
Gemeente vergat zichzelf "onbesmet" te bewaren van de wereld. Langzaam maar
zeker zetelde er iets in haar midden, dat alle overeenkomsten had met
"trouweloosheid" en "verraad."
De wereld was
binnengeslopen en nam de overhand; de Gemeente verloor haar eenvoudigheid en
geestelijk karakter...
Dit laatste zo zeer, dat zij zich geheel en al stelde onder bescherming van de
macht van de staat, waardoor deze algehele bemoeienis kreeg in kerkelijke
aangelegenheden, en zodoende alles kon regelen naar wereldse zin!
Helaas! wij zien dezelfde dingen gebeuren in deze
laatste dagen van een in alle opzichten verdorven eeuw! Mensen worden ook thans
liefhebbers van zichzelf instede van liefhebbers van God. Menselijke
opvattingen, meningen en inzichten worden verheven boven
Goddelijke inzettingen en Bijbelse waarheden! Menselijke organisatie wordt
gesteld in de plaats van het Goddelijk organisme!
Alles wordt in Evangelie en Kerk verwerkt met het grootste raffinement; het
kwaad wordt bedektelijk, gecamoufleerd ingevoerd..,....
Ook in deze dagen tellen wij dienstknechten van satan in de gelederen der
Christenen; het zijn verscheurende wolven, gehuld in schaapsvacht. Geen wonder,
dat de Gemeente toentertijd, maar ook in onze dagen, krachteloos (dit is: zonder
de drijvende kracht van de Heilige Geest),
geworden
is.
Vanwege vele en velerlei dwalingen in haar midden, werd en is haar getuigenis
van nul en gener waarde geworden! Uiterlijk
mogelijk toegenomen in aanzien en macht, had en heeft zij haar inwendige
schoonheid verloren. Haar afdwalingen van de waarheid en eenvoud, die er alléén
in Christus zijn, was zo groot, dat zij voor overwinning hield, wat niets anders
was dan schande en oneer.
Ook thans wordt deze goddeloze vermenging zowel individueel, dit is: in de
Christen, als collectief, dit is: in gemeentelijk verband, gevonden. De praktijk
laat ons voorbeelden te over zien.
Wie zal dit durven loochenen?
Daarom is het niet te verwonderen, dat op
het constateren van die tweevoudige zonden, genoemd in de verzen 14 en 15a,
moest volgen: "Hetwelk Ik haat " (vers 15b). De Bijbel leert ons, dat het
oordeel van God begint bij het huis Gods.
1 Petr.4:17-18, “Want het is de tijd, dat het oordeel begint bij het huis Gods,
en indien het eerst bij ons begint, welk zal het einde zijn dergenen die het
Evangelie ongehoorzaam zijn? En indien de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt,
waar zal de goddeloze en zondaar verschijnen?" Op de positieve uitspraak van de Here: "Hetwelk Ik haat!" volgt wederom de
roep tot bekerimg.
Vers 16,
"Bekeer u en zo niet, Ik zal welhaast bij u komen en zal tegen hen krijg
voeren met het zwaard Mijns monds."
Met andere woorden: Keert terug van uw
hoereren met de wereld, geeft haar gemeenschap prijs! Houdt u afzijdig...en
zondert u geheel en al van haar af. Doet u dat niet,... dan komt onherroepelijk
het oordeel! In plaats dat hier geschreven staat: "Ik zal tegen u krijg voeren", staat er:
"Ik zal tegen hen krijg voeren." De Here zal namelijk Zelf de strijd aanbinden
tegen de`verleiders,
zij die de Gemeente besmeurd hebben met hun veelvuldige ongerechtigheden. Hoe
weinig getrouwen ook overgebleven zijn, toch denkt de Here Jezus Christus aan
dezen nog met onveranderlijke liefde!
Zo was het "zuurdesem" al begonnen om het gehele deeg te doorzuren, de harten
der mensen werden reeds voorbereid voor de komende Middeleeuwen, waarin de
Gemeente zou komen te verkeren… De weg
werd
door alle duivelse werkingen reeds voorbereid om de komende paus, als zichtbaar
hoofd en zogenaamde
"plaatsbekleder van Christus op
aarde (!) de plaats te doen innemen
van het hemelse Hoofd.
Het is echter de aanwezigheid der getrouwen, die maakt, dat de Here Jezus
Christus Zijn blik nog gevestigd houdt op de Zijnen, en waardoor Hij bewogen
wordt om hen toe te spreken met:
Vers 17,
"Wie oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeente zegt. Wie overwint, Ik
zal hem geven te eten van het manna dat verborgen is en Ik zal hem geven een
witte keursteen, en op de keursteen een nieuwe naam geschreven... welke niemand
kent, dan die hem ontvangt."
Hier worden de overwinnaars wondervolle dingen aangeboden,
1.Het verborgen Manna,
2. Een witte keursteen,
3. Een nieuwe naam.
Zoals het karakter is van Hem, Die Zich aan deze Gemeente openbaart, evenzo is
ook de belofte, die Hij doet,
geheel in overeenstemming met de conditie van deze
Gemeente. Dit "verborgen Manna" is het Woord van de levende God, dat door de
Heilige Geest is levend gemaakt; terwijl dit levende Woord niemand anders is dan
Christus Zelf.
Joh.6:49-51, "Uw vaderen hebben het manna gegeten in de woestijn en
zij zijn gestorven. Dit is het Brood,
Dat uit de hemel nederdaalt, opdat de mens daarvan
ete en niet sterve. Ik ben dat levende Brood,
Dat uit de hemel nedergedaald is, zo iemand van
dit Brood eet, die zal in der eeuwigheid leven. En het brood, dat Ik hem geven
zal, is Mijn vlees, hetwelk Ik geven zal voor het leven der wereld."
Evenals hier gesproken wordt van
"verborgen" Manna....(in tegenstelling
met het manna, dat uit de hemel viel als voedsel voor Gods volk, een voedsel dat
dagelijks moest worden verzameld gedurende de woestijnreis,
zo wil de Here in de heerlijkheid van dat
verborgen Manna – (vooraf geschaduwd
door dat manna, dat zich bevond in de gouden pot, verborgen in de Arke des
Verbonds ten tijde dat Israël God nog diende)
- de
verborgen Christus is voor de
overwinnaars, opdat dezen hun eeuwige en zaligmakende gemeenschap alleen zouden
zoeken en vinden in "DE
VERMAKINGEN IN CHRISTUS, Die Zich om hunnentwille zo diep vernederde.
Het is Gods wil, dat wij door deze wonderheerlijke gemeenschap niet alleen ons
de smartvolle weg èn bediening èn overwinning van Christus zouden herinneren,
maar ook door deze INNERLIJKE GEMEENSCHAP DES GEESTES zouden komen tot DEZELFDE
ERVARINGEN!
De witte keursteen
De "witte keursteen" is naar onze bescheiden mening het teken en het bewijs van
de VRIJSPRAAK uitgesproken door de hemelse Justitie èn van de GOEDKEURING van de
Here inzake onze Gerechtigheid Gods, terwijl "de nieuwe naam", die door niemand
anders wordt gekend dan alléén door degenen, die hem ontvangen, de BIJZONDERE
BETREKKING TOT CHRISTUS uitdrukt, waarin de overwinnaars zullen staan, en zich
verblijden tot in eeuwigheid.
Zoals de ontelbare scharen gevormd door alle rechtvaardigen in de hemel zullen
deelhebben aan de hemelse vreugde en blijdschap, aan lofzang en aanbidding,
ieder op zijn eigen bijzondere wijze, even zo geniet als een voorsmaak een ieder
gelovige hier op aarde in de vervulling met de Heilige Geest zijn bijzondere
gemeenschap met Christus, gepaard met en gekend in een bijzondere blijdschap van
de ziel.
De vreugden van de een zullen nimmer worden gekend en gesmaakt door de ander.
Een ieder geniet ze op een persoonlijke wijze. Zo ontvangt iedere overwinnaar
een nieuwe naam, die enkel door de ontvanger gekend wordt. Voor een andere
overwinnaar is er weer een andere, nieuwe naam, maar daar zal er één zijn, die
allen gelijkelijk deelachtig zullen worden: de Naam van onze
Here Jezus Christus. .Amen.
Het is altijd het alleenrecht van God geweest om de namen van Zijn kinderen te
veranderen. Hij deed dit met Abram en Sarai (Gen. 17:5-15). Hij noemde hen
Abraham en Sarah. Hij gaf de namen Isaak en Jezus en veranderde die van Simon en
Saul en van andere discipelen. Het zou ons te ver voeren om hier nog dieper op
in te gaan. Alleen nog dit... dat de Bruidsgemeente van de Here straks de Naam
van haar Bruidegom zal aanvaarden.
Openb.14:1, "En ik zag en
zie, het Lam staande op de berg Sion en met Hem honderd vier en veertig duizend,
hebbende de Naam Zijns Vaders geschreven aan hun voorhoofden."
Als zoiets in het natuurlijke reeds een voldongen feit is, hoe veel te meer is
dit in het geestelijke. Welk een onuitsprekelijk en gezegend vooruitzicht!
Laten wij in dit zelfde verband
ook onderzoeken, wat geschreven staat in:
Openbaring 19:7-10,
" Laat ons blijde zijn en vreugde
bedrijven en Hem de heerlijkheid geven; want de bruiloft des Lams is gekomen en
Zijn vrouw heeft zichzelf bereid. En haar is gegeven, dat zij bekleed worde met
rein en blinkend fijn lijnwaad, want dit fijn lijnwaad zijn de
rechtvaardigmakingen der heiligen. En hij zeide tot mij: Schrijf: Zalig zijn zij
die geroepen zijn tot het avondmaal van de Bruiloft des Lams. En Hij Zeide tot
mi: "Deze zijn de waarachtige woorden Gods. En ik viel neder voor zijn voeten om hem te aanbidden, en hij zeide tot mij: zie
dat gij dat niet doet; ik ben uw mede dienstknecht en van uw broederen, die de
getuigenis van Jezus hebben, aanbid God. Want de getuigenis van Jezus is de
geest der profetie."
Aantekening:
Pergamus heeft
- als lofprijs: Gij houdt Mijn Naam, en Gij hebt Mijn geloof niet verloochend.
- als veroordeling: de twee eerder
genoemde valse leerstellingen.
- als titel voor Christus: Hij, Die
het tweesnijdend scherp zwaard heeft.