De zeven fiolen van Gods toorn worden uitgegoten
Fiolen zijn flessen met een ronde buik en een lange hals
Het laatste bevel
Vers 1,
"En ik hoorde een grote stem uit de tempel, zeggende tot de 7 engelen: Gaat heen
en giet de 7 fiolen van de toorn Gods uit op de aarde".
Aan het slot van het vorige hoofdstuk stonden de 7 engelen gereed..., en nu
wordt hun het bevel, waarop zij wachtende waren, gegeven. Dit is het laatste
bevel, dat de Here God ten opzichte van de aarde en haar inwoners aan de
boden, bestellers en uitvoerders Zijner oordelen, geven zal. Alles, wat de
hoogmoed van de mens streelt; alles, wat de mens als de bronnen de oorzaak van
zijn geluk op aarde beschouwt; alles, wat hij met zo ontzettend veel inspanning,
ja met bloed, zweet en tranen, heeft verkregen en waarop hij al zijn vertrouwen
gesteld heeft; alles, alles, zal straks op eenmaal, als in een flits, als
in een oogwenk, voor zijn ogen vergaan en in het niet verdwijnen!
De dag van 's Heren gramschap kent geen grenzen
Niets, ja niets wordt verschoond, want de toorn Gods stort zich in volle mate uit
over de goddeloze bewoners der aarde. De laatste rake slagen van Goddelijk
Gericht brengen overal ter wereld dood en verderf! Dat wij toch gewaarschuwd
Zijn en de dingen niet licht nemen, want het is hóóg tijd, dat wij verstaan, dat
dit de hoogste ernst is. De eerste 4 fiolen of schalen hebben veel overeenkomst
met de eerste 4 bazuinen, ofschoon daar sprake was van een "gedeeltelijk"
oordeel. Beide oordelen betreffen respektievelijk:
1. de aarde
2. de zee
3. de wateren(rivieren)
4. de zon
5 de demonen
6. de borden van de Eufraat
7.de verheerlijking…..
Daar slechts een derde deel van de aarde, van de zee,
van de wateren en van de zon. Hier daarentegen wordt het geheel getroffen, zodat
deze oordelen véél en véél verschrikkelijker zullen zijn dan eerder bedoelde.
De eerste fiool
Hier wordt ons verteld, dat "De eerste engel ging henen,en goot zijn fiool uit
op de aarde" (v.2a). Wij moeten dit vergelijken met Openb.8:7. Gevolg was: "een
kwaad en boos gezweer aan de mensen, die het merkteken van het beest hadden, en
die zijn beeld aanbaden"; maar dan in verschrikkelijker mate. Onderzoeken en
bestuderen wij in dit verband tevens Exod.9:8-12 en Deutr.28:15, 27, en 35. Hoe
groot zal de ontgoocheling straks zijn voor die mensen, wanneer zij gewaar
worden, dat de door de antichrist beloofde en voorgestelde eeuwigdurende
gezondheid en welvaart vals is en een "duivelse fata-morgana!"
De tweede fiool
"En de tweede engel goot zijn fiool uit in de zee, en zij werd bloed als van een
dode; en alle levende ziel is gestorven in de zee" (v.3). Vergelijken wij e.e.a.
met Openb.8:8-9. Wat een corruptie zal dát zijn en wat een peststank zal dat met
zich brengen. De mensheid zou gewaarschuwd moeten zijn, want de psalmist heeft
geschreven: "Hij keerde hunne wateren in bloed, en Hij doodde hunne vissen"
(105:29). Maar het "land van Cham" kende gene bekering, en zo zullen ook de
mensen niet doen in die dagen.
De derde fiool
En de derde engel goot zijn fiool uit in de rivieren en in de fonteinen
der wateren; en de wateren werden bloed" (v.4). Alle zedelijke beginselen en
alle drijfveren der mensen verderven, en hetgeen nog tot lafenis en verkwikking
zou kunnen dienen en een bron van geluk en welvaart zou moeten zijn, vergaat en
strekt tot algehele "losscheuring" van God. Onderzoeken wij Openb.8:10-11 en
Exod.7:19-21 samen met Pslm.78 :43,44. Wij worden dan nog méér overtuigd van
deze verschrikkingen. God zal aan de bloeddorstigen bloed te drinken geven!
Bij dit oordeel wordt met aanduiding van redenen, die tot
deze oordelen leiden, de rechtvaardigheid Gods geprezen. Gelijk eerder door de
mond van de "op de glazen zee" staande heiligen (hfdst.15), zo wordt ook nu
de Here God in Zijn gerechtigheid en heiligheid verheerlijkt. Waarlijk, de Here
is getrouw en rechtvaardig in Zijn oordelen, want Hij schenkt degenen, die het
bloed van Zijn heiligen vergoten hebben, enkel bloed om te drinken!
Dan lezen wij: "Gij zijt rechtvaardig, Here, DIE IS, en DIE WAS, en DIE ZIJN
ZAL, dat Gij dit geoordeeld hebt". (v.5).
Dit werd gezegd door de "engel der wateren". De onveranderlijkheid van Gods Raadsbesluiten wordt hier grotelijks verheerlijkt. Want het zijn toch de mensen, die het bloed van heiligen en van profeten vergoten hebben, waardoor nu Gods rechtvaardig oordeel met bloed komt, als hun drank. Want zij hebben willens en wetens de "reine bronnen des zegens bedorven" daarom moeten zij nu bloed drinken. Zij hebben de waarheid niet geloofd en de liefde tot de waarheid verworpen, nu worden zij overgegeven om de leugen te geloven en in allerlei verschrikkelijke en verderf-brengende dwalingen te vervallen. '"Want zij zijn het waardig" (v.6b), zo vervolgt deze zelfde engel. Geen wonder, dat ook die ander van het altaar instemt en zegt: "Ja, Here, Gij Almachtige God; Uwe oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig" (v.7).
De vierde fiool
De vierde engel "goot zijn fiool uit op de zon; en haar is macht gegeven de
mensen te verhitten door vuur. En de mensen werden verhit met grote hitte, en
lasterden de Naam Gods, Die macht heeft over deze plagen; en zij bekeerden zich
niet, om Hem heerlijkheid te geven" (v.v.8 en 9). Onderzoeken wij Openb.8:12.
Wat "middel" tot licht en verkwikking moest zijn, zal straks niets anders dan
een verzengende, verdorrende en verterende hitte over alle vlees doen komen!
Maar, toch hoe Verschrikkelijk
deze plagen ook zijn mogen, en welk een ellende er ook door deze over de mensen
komt, tch zullen zij niet tot bekering komen. Integendeel, zij dienen er slechts
toe, om de mens in toenemende hardheid des harten en vijandschap tegen God zich
te doen verzetten tegen Zijn roepstem, en zij zullen dientengevolge de
Allerhoogste "lasteren", om zodoende voor eeuwig verloren te zijn!
Dat grote hemellichaam in Gods wondere schepping, die anders licht, koesterende
warmte en zegen brengt aan deze wereld, wordt straks een "instrument van
oordeel". Begrijp toch, o mens! wat dit zeggen wil en bekeer u NU tot de levende
God, van Wie geschreven staat: "GOD IS EEN VERTEREND VUUR" (Deutr.4:24; 9:3;
Hebr.12:29). Het Woord Gods is als een hamer en als een vuur, dat de hardste
rotsblokken in stukken slaat en het duurzaamste verteert.
Wie dit Woord niet gelooft en lastert, zal de gevolgen gewaar
worden en de konsekwenties moeten dragen. "Dwaalt niet, God laat niet met Zich
spotten" staat er geschreven met letters van bloed, om dit geslacht te
waarschuwen. Wanneer mensen-harten de kracht van het Eeuwige Evangelie van
Jezus Christus wederstaan en daarin volharden, zo zullen diezelfde harten zich
willen verzetten in de dag des oordeels. Hoe waarachtig is het woord van de
profeet Jeremia (17:9)!
Eerst komt de liefde van Jezus, en Zijn liefde is de sterkst-trekkende en
overtuigende macht ter wereld. Wanneer deze liefde de mens niet kan trekken, zó
is er geen hoop!
De vijfde fiool
De drie nu volgende fiolen verschillen, evenals de 3 laatste bazuinen en de 3
laatste zegelen, door hun bijzonder karakter van de vorige. Er staat nu
geschreven: "De vijfde engel goot zijn fiool uit op de troon van het beest; en
zijn rijk is verduisterd geworden; en zij kauwden hun tongen van pijn; en zij
lasterden de God des hemels vanwege hun pijnen, en vanwege hun zweren; en zij
bekeerden zich niet van hun werken" (v,v.10 en 11). En dit alles zal net zo lang
duren, totdat de Here God, Schepper van hemel en van aarde, door de vernietiging
van al Zijn vijanden, een definitief einde maken zal aan al deze lasteringen en
goddeloosheden.
Onderzoeken wij in dit verband nu ook Openb.9:1-11. Het "Beest" zal regeren
vanaf en vanuit Jeruzalem, dat "geestelijk" genoemd wordt "Sodom en Egypte"
(Openb.II:8). Net zoals Egypteland werd geslagen met een duisternis van 3 dagen
(Exod.10:21-28), zo zullen beide: èn de antichrist èn zijn koninkrijk, volkomen
duisternis zijn, en ontzaglijke pijnen gaan hiermede gepaard. Farao van ouds,
verhardde zijn duivels hart onder alle plagen, alzo zullen ook de goddelozen
doen in de laatste dagen van deze tijdsbedeling!
De zesde fiool
"En de zesde engel goot zijn fiool uit op de grote rivier, de Eufraat; en zijn
water is uitgedroogd, opdat bereid zou worden DE WEG DER KONINGEN, DIE VAN DE
OPGANG DER ZON KOMEN ZULLEN" (v,12). Deze zinnebeeldige uitdrukking spreekt ons
van de realiteit van het komen en optreden van machten, die straks gans en al
door de satan zullen worden gebruikt. Doet dit ons niet-denken aan de
waardevolle en ernstige waarschuwing in 1 Tim.4: 1 en 2? Wis en zeker! Direct
wordt er vervolgens gesproken van "drie onreine geesten, vorsen
gelijk, die uit de mond van de draak, en uit de mond van de valse profeet, en
uit de mond van het beest uitgaan" (v.13).
Deze onreine duivelse geesten komen dus voort uit de mond van degenen, welke wij
reeds eerder hebben mogen leren kennen in hoofdstuk 13. Uit de mond van de
"draak", de verklaarde vijand van Christus, - uit de mond van het "beest" en uit
de mond van de "valse profeet"... de SATANISCHE DRIE-EENHEID in openbaring! Zij
zijn met elkander onafscheidelijk verbonden en verenigen zich aan het eind, om
ook "de koningen der aarde en der gehele wereld te verzamelen tot de krijg van
die grote dag van de Almachtige God" (v. 14). In hfdst.19 wordt dan het einde
van al deze vergaderde goddeloze machten beschreven, zoals ook in Zacharia
14 en in andere profetieën van het Oude Testament.
Net als bij het zesde zegel en bij de zesde bazuin, volgt er ook nu bij de
zesde fiool een hoogst belangrijke tussenzin; "Ziet, Ik kom als een dief, Zalig
is hij, die waakt en zijn klederen bewaart, opdat hij niet naakt wandele en men
zijn schaamte niet zie" (v.15). De wederkomst des Heren wordt aangekondigd, maar
het is Zijn komst TEN OORDEEL OM DEZE AARDE TE OVERVALLEN EN TE VERSCHRIKKEN!
Vandaar het gebruikte beeld van een "dief". Deze komt immers altijd onverwacht
en ongewenst en in het holst van de nacht!
Zo geheel anders spreekt de Here tot de Zijnen over Zijn wederkomst. Alsdan zegt Hij: "Ziet, Ik kom haastelijk! Houdt wat gij hebt, opdat niemand uwe kroon neme". Hij spreekt dan altijd onder de bekorende en liefelijkste beelden... "Ik ben de blinkende Morgenster", roept Hij Zijn Gemeente toe. En haar antwoord is, omdat in haar de volheid van de Godheid lichamelijk wonen zal, gelijk met de Geest, in blijde verrukking: "Kom, haastiglijk Here Jezus!".
Voor een goddeloze wereld in volslagen donkerheid, is Zijn verschijning evenwel
gelijk aan het komen van een dief in de nacht, waardoor allerwege schrik en
ontsteltenis worden teweeg gebracht. En een ieder, die waakt en zijn klederen
bewaart, zodat hij zich niet met de afgoderij en afval van God inlaat, is
welgelukzalig; want hij zal in het oordeel niet omkomen, maar integendeel Gods
heerlijkheid deelachtig zijn (erven). Alle anderen zullen verleid en misleid
zijn geworden door de werkingen, wonderen, van die vorenbedoelde onreine geesten
en zullen verzameld worden om onder satans opperbevel te strijden in de slag van
Armageddon. In dit verband moeten wij biddend Pslm.2:1-4 en Joël 3:9-11
bestuderen.
Op die plaats, Armageddon geheten, zal dat treffen plaats
vinden tussen Christus en Zijn legerscharen van heiligen en de antichrist met
zijn horden van goddelozen (Openb.19:11-21 en hier v.16).
Wij geloven, dat wij alsdan te maken hebben met een "invasie uit de
'buitenwereld!", d.w.z. dat Henochs profetie zal worden vervuld
(Judas 14,15), opdat deze aarde zal worden gereinigd van alle vuiligheid,
besmetting en zonde; ja, van satan en al zijn werken! Wanneer wij een meer
levendige beschrijving willen van dit Armageddon, dit "dal van Megiddo", zo
moeten wij de volgende Schriftplaatsen raadplegen: Richt.5:19; II Kon.9:27; II
Kron.35:22-29.
De benaming "Armageddon" komt van "HAR" en van "MEGIDDO". De eerste is de "hoogte", de "berg", de "heuvel". In dit verband lezen wij: "De koningen van Kanaën streden te Thananach aan de wateren van Megiddo"; en in II Kon. 23:29 staat geschreven; "de vrome koning Josia werd door de koning van Egypte te Megiddo gedood, tengevolge waarvan het Joodse volk een grote weeklage aanhief en Jeremia zijn klaagliederen schreef". De grote overwinning, zegepraal over Israëls vijanden in de dagen van Jozua (Richt.5) is een machtig schaduwbeeld van de algehele vernietiging van de vijanden des Heren in de eindstrijd van de Grote Dag van God Almachtig.
De zevende fiool
"En de zevende engel goot zijn fiool uit in de lucht; en er kwam een grote stem
uit de tempel des hemels, van de troon, zeggende: HET IS GESCHIED" (v.17).
Vergelijken wij e.e.a. met Openb.II:15-19 en denken wij dan tegelijkertijd aan
de woorden door Jezus gesproken vanaf het kruis: "HET IS VOLBRACHT!", zo zullen
wij zeer zeker de dingen helderder zien en beter verstaan in profetisch licht.
Dit oordeel treft de "atmosfeer" -
de "lucht". Deze, voor het
bestaan van de mens onontbeerlijk, wordt nu geslagen, waardoor zinnebeeldig
wordt aangeduid, dat God datgene wegneemt, wat voor de mens noodzakelijk is om
te leven. De gevolgen zijn afschuwelijk..
"Er geschiedden stemmen en donderslagen, en bliksemen; en er geschiedde
een grote aardbeving, hoedanige niet is geschied van dat de mensen op de aarde
geweest zijn, namelijk een zodanige aardbeving en zo groot"(v.18). Zoals God
zelf zegt, is deze aardbeving de grootste sinds mensenheugenis. Wij hebben het
profetisch Woord zegt de apostel des Heren... en nu moeten wij dan ook biddend
de volgende Schriftuur onderzoeken en vergelijken: Jes.2:19-21; Haggaï 2:6-7 en
Hebr.12:26-28. Deze geweldige aardbeving, van wereldomvattende strekking(!)
resulteert in:
1. "de grote stad, gescheurd in 3 delen" (v.1. Vergelijken wij dit met
Openb.II:8.
2. "de val van de steden der heidenen".
Wij herinneren ons de val van Jericho, van Rome, van Parijs, van Londen,
van wereldsteden en metropools als New York, Tokio en andere met hetzelfde lot.
God vernietigt met één slag alle centra van zonde en zo zal de hoogmoed des
mensen te niet worden gedaan (Jes.2:10-21).
3. "alle eilanden zijn gevloden en alle bergen zijn niet gevonden" (v.20.
Willen wij ons terdege realiseren, dat het hele aangezicht van onze aarde straks
verandert, en dat zulks noodzakelijk is ter voorbereiding van de dan komende
regering en Koningschap van Christus gedurende 1000 lange jaren (Jer.4:23-27
samen met Pslm.104:7-9) Hoe groot is de Here God en hoe waarachtig Zijn feilloos
Woord. Halleluja!
En wanneer wij dan ook nog lezen van: "het grote Babylon is gedacht geworden
voor God, om haar te geven de drinkbeker van de wijn des toorns Zijner
gramschap" (v.19b), dan komt Gods grote rechtvaardigheid sterk naar voren, want
de valse bruid en de moeder der hoererijen heeft niets anders
te verwachten uit de handen van een smadelijk getergde en verworpen God.
Hiermede is uitgebeeld, dat Gods oordeel alle afhankelijke en
onafhankelijke machten der arde zal treffen en slaan, en dat deze alle in het
niet verdwijnen. Hoe kan het anders, of een algemene en verschrikkelijke
omwenteling komt met het allerlaatste oordeel, dat door de Goddelijke
Voorzienigheid over alles wordt gebracht.
Bijzonderheden worden ons in de volgende hoofdstukken verteld, zodat wij hierbij
niet behoeven stil te staan. De uitwerking van alle gebeurtenissen is dezelfde
als bij de geschetste oordelen Gods.
Bliksemen in alle hevigheid en donderslagen met al hun geweld, komende uit de hemelen, en ook de omwenteling der aarde, treffen zonder verschoning en onophoudelijk het mensdom,...doch niets is in staat om het menselijk hart te bewegen en te veranderen: "de mensen lasterden God vanwege de plage des hagels; want deszelfs plage was zéér groot"(v. 21b). Door dit enorme "bombardement" vanuit de hemel ("grote hagel als een talent zo zwaar") wordt alle menselijk werk te niet gedaan. Het zal voor de mensen, die het merkteken van het beest mogelijk zijn om zich te bekeren tot de levende God.
Gelegenheid, kans en mogelijkheid zijn er dan niet meer!
Welk een hoogst ernstige waarschuwing voor ons, "op wie de einden der eeuwen
gekomen zijn Of wij nu willen of niet, maar dit alles herinnert ons, aan
wat de Here God gesproken heeft bij Zijn verschijning aan Job,... "En hebt gij
de schatkamers des hagels gezien?
Die Ik ophoud tot de de tijd der benauwdheid, tot de dag des strijds en des oordeels!" (38:22b-23). Wij geloven met alle heiligen, dat deze laatste plagen even letterlijk zullen geschieden als destijds Gods oordelen over Egypteland. Daarom "dient de Here met vreze, en verheugt u met beving. Kust de Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op de weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden. Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen" (Pslm.2:II-12). Amen.