De
brief
aan de gemeente
van Efeze
Periode 70 na Chr. tot 170 na Chr.
De "verdraagzame"
gemeente
Vers 2-3,
Hoop, geloof en liefde
Maar hoe prijzenswaardig dit alles ook was, toch ontbrak nochtans datgene, wat
voor 's Heren hart alléén begeerlijk was. Werken, arbeid en volharding waren
aanwezig, maar waar waren het geloof, de liefde en de hoop, de grondslagen van
het Christendom? Helaas,
die waren nergens te vinden. Tot
de Efezers kon niet gezegd worden wat Paulus zei tegen de Thessalonizensen: 1
Thess.1:3, "Zonder ophouden gedenkende het werk uws geloofs, en de arbeid der
liefde, en de volharding der hoop op onze Here Jezus Christus.
De toestand in Efeze kon naar menselijke maatstaven zeker gezond en geestelijk
worden genoemd, maar de Heer ziet niet aan, wat voor ogen is, maar dringt door
tot de bodem van het hart! En daar zag Hij, hoe bij al dat goede de ware
beweegreden, die aan alles een lieflijke geur moest verlenen, ontbrak....
Vers 4
"Maar IK heb tegen u, dat gij uw eerste liefde hebt verlaten."
Hoe bedroevend en pijnlijk is dit voor Jezus!
Immers, al is een huisvrouw nog zo zorgvol, ijverig en ordelievend, al probeert
zij op alle mogelijke wijzen haar huis goed te besturen, als zij haar eerste
liefde heeft verlaten, is toch voor het hart van de man het kostelijkste, ja,
ALLES verdwenen!
Laat een vreemde de deugden van zulk een vrouw hoog schatten, eren en prijzen,
maar haar echtgenoot kan slechts met kommer, pijn en smart aan haar denken ...De
liefdeband, die vroeger hun harten samensnoerde, is verslapt en kan slechts door
terugkeer tot die eerste liefde hersteld worden.
Aldus is het
gesteld met Christus en de Gemeente.
Het getuigenis van de Gemeente moge naar buiten nog zo krachtig en beslist zijn,
toch zal de Here slechts datgene
erkennen, wat in het Hem toegewijde hart de vrucht is van Zijn eigen,
zelfopofferende en onbaatzuchtige liefde.
Hij heeft Zijn Gemeente, die Hij heeft gekocht met Zijn eigen levensbloed, lief
met een liefde, die sterker is dan alle haat en vijandschap der wereld. Daarom
is het, dat Hij zo in Zijn hart verlangt, dat ook Hij alleen haar liefde
wegdraagt, en dat zij zich om Zijnentwille van de wereld zal afzonderen en
zichzelf rein zal bewaren.
Wat is die eerst liefde?
Heel dikwijls verstaat men onder deze "eerste liefde " de vreugde en
opgewondenheid van jong-bekeerde zielen over de zaligheid, die hun deel is
geworden na een hartgrondige bekering. Later, als deze blijdschap rustiger is
geworden, en alle opgewondenheid verdwenen is, zegt men dan, dat zo iemand "de
eerste liefde heeft verlaten." Hierin vergist men zich schromelijk!
Dat gelukkige gevoel van vergeving en verlost zijn is geenszins de eerste
liefde. Het kan goed mogelijk zijn, dat menige ziel die eerste liefde nooit
heeft gekend, want de eerste liefde is “het gehecht-zijn aan Jezus, zó dat men
met Paulus kan zeggen: "Het Leven is voor mij Christus" en "ik acht alle
domgem schade om de uitnemendheid van de kennis van Jezus Christus, mijn Heer." Hoe
wondervol, driewerf wondervol!
Vers 5a,
"Gedenk dan waarvan gij uitgevallen zijt en bekeer u en doe de eerste werken."
Die Gemeente te Efeze, in profetische zin dus de gehele Gemeente op aarde, was
uit de eerste liefde gevallen. Het enige dat haar nog redden kon, was BEKERING!
Alleen een berouwvolle terugkeer tot die eerste liefde met als vrucht daarvan
"de eerste werken" kon haar behouden.
Wat zijn die eerste werken?
Deze
"eerste
werken" waren werken, die voortvloeiden uit de eerste liefde. Zulke werken
zouden het hart van Christus kunnen bevredigen.
Heeft de Gemeente van Efeze zich dan bekeerd? Helaas! Deze
Gemeente keerde niet terug naar haar eerste liefde... al waren onder haar nog
vele getrouwen...Dit niet terugkeren tot de eerste liefde, maar er zelfs verder
van afdwalen vond plaats, niettegenstaande de hoogst ernstige waarschuwing, die
in vers 5b volgt:
Vers 5b
"En zo niet, Ik zal welhaast bij u komen en zal uw kandelaar van zijn plaats
weren, indien gij u niet bekeert."
Omdat zij weigerde de draagster van het Licht te zijn en de verkondigster der
Waarheid, zou "haar kandelaar van zijn plaats worden geweerd." Dit betekent
niets minder, dan dat zij zou ophouden de getuige van Christus te zijn. Hoe zoet
en vertroostend is het voor het mensenhart, als na deze dreigende woorden het
volgende wordt vernomen van 's Heren lippen:
Vers 6,
"Maar dit hebt gij, dat gij de werken der Nicolaiten haat, welke Ik ook haat."
Jezus weet niet alleen te vermanen en
te straffen; o neen, meer dan dat weet de Heiland te waarderen en te
prijzen.
Hij zou zeker niet voorbijgaan aan een
houding van Zijn door Hem zo teer beminde Gemeente, indien deze houding
prijzenswaardig was!
Niettegenstaande een intense verkoeling van haar liefde,
was er toch overeenstemming tussen haar en haar Hoofd in de veroordeling van de
werken der Nicolaiten. Deze "Nicolaiten" misbruikten de genade Gods op een ergerlijke wijze om hun
vleselijke begeerten te kunnen botvieren. Door te handelen op een wijze zoals
zij, maakten zij Christus tot " een dienstknecht der zonde"! Geen wonder, dat de
Here Jezus Christus dezulken haat. Onheiligheid vergoelijken is niets anders dan
de genade Gods MISBRUIKEN! Laten wij dit alstublieft niet vergeten!
Welgelukzalig zijn wij, indien wij haten, wat de Here haat en enkel omdat Hij
het haat.
Vers 7a
"Wie oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt."
Aldus roept de Here Jezus waarschuwend uit. Meteen wordt aan de overwinnaars een
heerlijke belofte gegeven met de volgende bewoordingen:
Vers 7b,
"Wie overwint, IK zal hem geven te eten van de
boom des Levens,
die in het midden van het paradijs Gods is."
De mens, gezet in de Hof van Eden, verviel in zonde; het aardse volk van God
werd vanwege zijn ontrouw en rebellie verworpen. 0ok de Gemeente gaat haar
verderf tegemoet, tenzij zij zich bekeert en haar plaats als verantwoordelijk
Lichaam inneemt. Eenmaal sloop de zonde het aardse paradijs binnen en de mens,
bedrogen door de arglistigheid van de slang, werd eruit gejaagd.Thans opent het paradijs Gods, dat in de hemelen is, haar poorten voor de
verloste en van zonde vrijgemaakte mens. Nimmer zal deze daaruit worden
verdreven; het zoenbloed van de Here Jezus Christus staat daar borg voor!
Geprezen zij de Naam des Heren! Hij heeft voor de overwinnaars "een nieuwe
plaats " van eeuwige rust en verkwikking bereid. Halleluja!
Daar staat de "Boom des Levens"; de onuitputtelijke Bron van het Leven uit God,
waaraan al Gods kinderen deel zullen hebben. Niet krachtens onze
verantwoordelijkheid of ook iets van die aard, maar op grond van de eeuwige
verlossing, die IN CHRISTUS JEZUS is, naar het eeuwig voornemen en raadsbesluit
van de Here God Zelf. Hem zij dan ook al de eer en glorie en dank.
Aantekening:
Efeze heeft
- als lofprijs: Tegen alle
kwaad en valse profeten,
- als veroordeling: De eerste liefde verloren.
- als titel voor Christus: Degene Die vasthoudt.